Jagersjargon

Piet tapt deze keer uit een ander vaatje. Meer dan dertig jaar jachtervaring levert zeven plezante verhalen op.

BESTELLEN

Over de roman

Grappige verhalen rond typische uitspraken in jachtmiddens

In zeven verhalen neemt Piet Coucke je mee naar het jachtterrein. Letterlijk naar de jachtmiddens en figuurlijk naar de taal die jagers onderling spreken. Veel jagers zullen zich moeiteloos herkennen in de vele uitdrukkingen en situaties, die de auteur levendig beschrijft. Voor niet-jagers en natuurliefhebbers kan het een boeiende kennismaking zijn met deze tak van het buitenleven.

Jagersjargon - tekstfragment

Fragment uit het verhaal ‘Het is een loper’

Om kwart na negen rijdt de kleine colonne voertuigen de parking af. De jachtdag komt nu pas echt op gang. Na een viertal kilometer houdt Jef halt en manoeuvreert zijn jeep op een grachtoverwelving. De andere auto’s zoeken ook een plaatsje, weg van de rijbaan. Portieren en kofferdeksels worden uiterst behoedzaam geopend en gesloten, om voor zo weinig mogelijk verstoring te zorgen. De garde heeft iets van een agent die het verkeer regelt. Opgeheven en zichzelf toewapperende vingers om sommigen bij hem te laten aansluiten. Een opgestoken palm om een andere groep te laten wachten. Gedisciplineerd en in stilte volgt elk geweer de instructies. Het plan lijkt erop zich in een rij rond een bewaarde partij maïs op te stellen.

Jef, Rik en Chantal volgen als eendenkuikens gedwee de stoet en houden halt op de hen aangewezen plaats, een dertigtal meter uit elkaar. Het koppel is pas aan jagen beginnen denken toen de kinderen wat groter waren. Ze leerden elkaar kennen in de jeugdbeweging en toen een vriend vertelde dat de jacht zoiets is als ‘scouts voor grote mensen’, werden ze vatbaar voor de jachtmicrobe. Deze bleek besmettelijker dan het coronavirus. Rik is eerder mager, lang en bleek met kort rechtopstaand haar. Zijn lange kantoordagen worden volgepropt met zware verantwoordelijkheden. De buitenlucht doet deugd en hij voelt zich in zijn sas op deze mooie morgen, waarin de zon zich een weg baant door de ochtendnevel. Hij is blij in de gezonde en ontspannende natuur te toeven en blikt vooruit op een leuke jachtpartij.

Iedereen is opgesteld. Aan de overzijde van het veld staan geen jagers. Rik ziet dat drijvers en honden daar een lijn vormen en na een lange trompetstoot in de maïs duiken. De drift is nog maar pas aangeblazen of er vliegen al enkele fazanthennen op. Sommige jagers waarschuwen hun buren voor de beschermde dames door luid ‘poules’ te roepen. Een charmant signaal om niet richting de madammen te schieten.

Ruisende maïsbladeren in de buurt van Rik. Er is duidelijk een hond op komst. Zit die achter wild aan? Rik neemt zijn tweeloop wat steviger vast. Fazanten zijn loopvogels, die een aardig sprintje kunnen trekken. Ze zouden geen mal figuur slaan op de loopnummers van de Memorial Van Damme. Rik glimlacht in zichzelf. Slechts in uiterste nood vliegen de sierlijke dieren op. Een hond achter hun veren kan wel tellen als motivatie om het luchtruim te kiezen. De maïsstengels vlakbij beginnen heen en weer te zwaaien. Rik concentreert zich. Adrenaline vormt zich.

Piet maakte met Jagersjargon een inventaris van de kenmerkende jachtwoordenschat – keurig ingebed in goedlachse, korte verhalen. De stilist verdwaalt met zwier in de eigentijdse padvinderij die onlosmakelijk met dit thema verbonden is. Voor wie helemaal niet met het wereldje vertrouwd is, schetst het hebbeding wonderwel het gedistingeerde protocol, de broederschap van de gemeenschappelijke hobby, affectie voor de natuur, technische wetenswaardigheden en de weldaad van een fijne buitenactiviteit. De jacht op het boekje is hiermee geopend.

“Ik heb gelezen, geleerd en gelachen.”

Ingrid Boeren over 'Jagersjargon'

meer reacties